ROB SMOLDERS schrijft, met hart en ziel, meedogenloos toegewijd.
Op zijn blog “Altijd Vandaag” bespreekt hij actuele tentoonstellingen.
Schrijven over kunst, Rob Smolders is ermee begonnen toen hij kunstgeschiedenis studeerde en het is altijd de rode draad in zijn werkzame leven geweest. Hij bespreekt actuele tentoonstellingen en publicaties en reageert op zaken die hem ergeren of opvallen. Daarnaast (her-)plaatst hij oudere teksten van zichzelf die onvindbaar of vergeten dreigen te worden.
Lees meer over Rob Smolders…
Neem contact op
Kijk op: altijdvandaag.nl en ABONNEER JE!!!
Over mijn werk in de tentoonstellingen “Snapshot of a larger order“,
“ … as a stream grows older …” en door de jaren heen,
schreef Rob Smolders voor Altijd Vandaag:
‘Een architectuur van de herinnering’, past die omschrijving ook bij het werk van Marjolijn van den Assem?
Staat haar techniek – tekenen en schrijven, vouwen en nieten, schilderen op doek – niet heel ver af van het begrip architectuur? Is haar onderwerp niet veel meer verbonden met het landschap?
En in welk opzicht is herinnering een trefwoord in haar Nietzsche-onderzoekingen?
Waar kwam, kortom, mijn associatie met haar werk vandaan toen ik me verdiepte in het werk van Sigrid Sigurdsson? (zie: herinneren 1)
Om met het laatste te beginnen: ook Sigurdsson werkt niet met eigen herinneringen. Eigenlijk verzamelt ze herinneringen en getuigenissen van anderen. De verzameling zelf komt op de tast tot stand, naar aanleiding van gericht onderzoek maar ook door wat ze tegenkomt, wat zich aandient. De architectuur is het bouwwerk, de geordende staat waarin het ‘archief’ wordt gepresenteerd, waarin alles met alles is verbonden, zelfs op onvoorziene manieren. De geschiedenis die we algemeen bekend veronderstellen is het staketsel waarin alle materialen een plaats krijgen. Om die materialen draait het, de persoonlijke details vragen meer aandacht dan het onpersoonlijke, grote verhaal. Deze informele opzet maakt het mogelijk dat de gebruiker of bezoeker iets toevoegt aan het bouwwerk. Ook diens betrokkenheid is persoonlijk, wat zich uit in selectieve aandacht voor sommige objecten of onderwerpen en een eigen, emotionele herinnering of beleving van het bezoek.
Het bouwwerk dat Marjolijn van den Assem tot stand brengt zullen we vermoedelijk nooit in zijn geheel zien. Het overzicht van haar werk in Museum Gouda, vorig jaar, maakte duidelijk hoe streng je moet selecteren uit een overweldigend oeuvre om tot een beknopte en samenhangende presentatie te komen. Niet voor niets is de waterval, zinnebeeld van de overvloed, een veel voorkomend motief in haar tekeningen en schilderijen. Aan het werk dat voortkomt uit de Nietzsche-naspeuringen vanaf 2001 zijn alleen al drie boekuitgaven gewijd: Seelenbriefe (2007), Sgelare (2010) en De taal van de dooiwind (2014). Geleidelijk wordt (in elk geval mij) duidelijk hoe dit werk thematisch verbonden is met het vroegere werk waarin begrippen als kostbaarheid, het wandelen en het beleven van het landschap centraal staan. Alles samen vormt het een organisch gegroeid geheel dat door de referenties aan de correspondentie van Friedrich Nietzsche een literaire inbedding heeft gekregen.
Seelenbriefe
Het thema dat Marjolijn van den Assem aanvatte met de Seelenbriefe had als doel zielsverwantschap tot uitdrukking te brengen – tussen twee personen die zij niet heeft gekend en bij wie ze deze verwantschap veronderstelt. Dit zoeken naar verwantschap (volledig subjectief) in het verleden (objectieve, feitelijke, naspeurbare realiteit) is een identificatieproces dat niet het verleden verandert, maar iets in haarzelf. Ze schept een nieuw verleden voor zichzelf, een spiegel waarin zij haar eigen gezicht op een nieuwe manier hoopt te zien.
In dat scheppingsproces nam het overschrijven van brieven een belangrijke plaats in. Overschrijven is kopiëren en je eigen maken tegelijk.
Van den Assem vat het leven en denken van Nietzsche op als een poëtisch dwalen van geest en lichaam, in bestaande en geestelijke landschappen, alsof beide niet zonder elkaar kunnen bestaan. Alsof Nietzsche zijn ‘werk’ niet had kunnen maken zonder de emotionele beleving van plaats, klimaat, atmosfeer, personen met wie hij verwantschappen voelde. Een bosje veldbloemen krijgt dezelfde gevoelswaarde als een gedachte.
Op vergelijkbare wijze dwaalt Van den Assem door Nietzsches biografie en plukt citaten als waren het bloemen langs de wegkant. Er is toch een verschil: zij zoekt, haar wandeling wordt gestuurd door een gerichte opdracht. Wat ze ervan overhoudt is veel meer dan nu en dan een tuiltje bloemen; zij oogst, haar onderzoek levert haar werk op voor jaren. Het is uitgegroeid tot haar levenswerk.
Eigen herinneringen
Marjolijn van den Assem beschrijft in 2006 haar streven als een tweezijdige beweging: die van het ‘incorporare’, het inlijven van elementen uit de correspondentie, en ‘de behoefte op te gaan in de intensiteit van het blootgevende handschrift.’ Bronnen gaan op in haar, zij gaat op in het schrijven.
Waarom is dit werk ‘een architectuur van de herinnering’? Het is een zoektocht, maar niet een die een ‘ware geschiedenis’ reconstrueert. Het is het omwoelen van de grond om vrij baan te geven aan indrukken – associaties, geuren, flarden tekst en stukken geschiedenis – die haar eigen verbeelding aan het werk houden. Zij is degene die betekenis geeft aan al die indrukken. Het gaat niet primair om het verzamelen, knippen en plakken. Zij werkt vanuit de behoefte, misschien beter de drang of de obsessie, tot het thematiseren, registreren, hernemen, verdiepen, uitbreiden en verbeelden van bronnenmateriaal, net zolang tot zij ze als eigen herinneringen kan koesteren.
Daarbij is de term ‘architectuur’ toepasselijk. Van den Assem bouwt aan een wereld die ruimtelijk is en uitnodigt tot dwalen. Om dat mogelijk te maken suggereerde zij in haar vroege werk een denkbeeldige ruimte en gebruikte ze later de plooibaarheid van papier om werkelijk een ruimte te omsluiten. Hoe belangrijk de wisselwerking met architectuur is, bewees haar tentoonstelling in Gouda die zaal voor zaal op maat gesneden was. Met haar ‘paviljoen’ in de Noletloodsen in Schiedam is het precies zo. Voor elk van haar werken afzonderlijk zou de vergelijking met een landschap meer op zijn plaats zijn. Maar wat zij ervan maakt, de ordening die de grilligheid van schriftuur, beweging, vouwen, scheuren, snijden, nieten, in bedwang houdt, is een bouwwerk. Een modernistisch stelsel van Piranesi-gewelven.
De wil tot vergeten is hardnekkig
Waarom plaats ik in dit in het kader van het willen vergeten? Omdat deze verbeelding, dit oprakelen van een geschiedenis die nooit plaatshad (of die zich nu voltrekt), nooit vanzelfsprekend of vrijblijvend is. Het vraagt van de kunstenaar een niet aflatende confrontatie met zichzelf om het gaande te houden. Met lamlendigheid of schaamte moet consequent worden afgerekend. Er is een zekere parallel met autobiografisch schrijven. Ook daarin gaat het om het jezelf blootgeven. Het ‘materiaal’ is daar schijnbare werkelijkheid, die de lezer vereenzelvigt met een werkelijkheid die waargebeurd is. Elke biecht levert de maker een etiket op: realisme verleidt tot het inwisselen van kunst voor schijn. Marjolijn van den Assem noemt haar schrijfsels en tekeningen een ‘blootgevend handschrift’. Daarbij doemt het idiote beeld op dat zijzelf in een gefilmd interview heeft bevestigd, van een kind van 69 dat achter een vergrendelde deur met haar tekenkrijtjes over de vloer kruipt en vellen papier aanvalt, het een na het ander. Vijftig jaren tekenambacht hebben haar zover gebracht dat zij haar gevoelige materiaal beheerst en toch ongecontroleerd kan uitbeelden. Zonder kruipen geen handschrift en zonder handschrift geen kunst. Elke stap die zij zet buiten haar atelier is de schaamte voorbij. Omdat er een herinnering in haar is die zij de ruimte wil geven. Daarbij verandert zij de herinnering, de blik in het verleden, in een projectie in de toekomst, namelijk de hoop met dit werk gelijkgestemdheid of zielsverwantschap te vinden. Het is een projectie die abstract moet blijven, want zelfs als het doel bereikt wordt zal het geen einde maken aan haar inspanningen.
Haar zoektocht moet putten uit het verleden en wijzen naar een toekomst die noodzakelijkerwijs een utopisch verlangen blijft.
Rob Smolders,
4 juni 2016
zie: “Een architectuur van de herinnering” door Rob Smolders voor Altijd Vandaag
zie: Snapshot of a larger order
zie: INTERVIEW by Boris