Stroomopwaarts(2)

Stroomopwaarts (8) 2004 acryl/o.i.inkt/nietjes
op museumkarton 37 x 24 x 17cm.
private collection Spain.

Buitenschilderen vereist vechtlust.
De weidsheid slaat je alles uit handen.
Langs vaste boeien
vaar je blind
op vaardigheden
terwijl je hand werkt.
Bewondering en verachting balanceren
tussen opgeven en volbrengen.
Alles steeds kwijt
de kwasten, de kleuren,
de wolken, de beweegredenen.
En toch, ‘s winters zeurt de weemoed:
niets tastbaars in de verte.

langs de Lek (juli 2008) acryl/o.i.inkt op papier 23x30cm elk.

zie: Stroomopwaarts(1)
zie: Snijden
zie: luchtgevecht
zie: gaandeweg

Camus


Albert Camus

Uit: de pest

Kort voor zij daar aankwamen, merkten zij de nabijheid
van de zee aan een geur van jodium en algen.
Toen hoorden zij haar.
Zij floot zacht aan de voet der grote rotsblokken van de pier
en toen ze die beklommen hadden, verscheen zij voor hen,
dik als fluweel, soepel en glad als een dier.
Zij gingen op de rotsen zitten,
met het uitzicht op de wijde uitgestrektheid.
Het water rees en daalde langzaam.
Deze rustige ademhaling van de zee
deed aan de oppervlakte van het water olie-achtige glanzen
beurtelings verschijnen en verdwijnen.
Voor hen lag de oneindigheid van de nacht.
Rieux voelde onder zijn vingers het brokkelige gezicht
der rotsen en was vervuld van een vreemd geluk.
Toen hij zich naar Tarrou wendde, las hij op het kalme
en ernstige gelaat van zijn vriend eenzelfde geluk,
dat geen vergetelheid van node had,
zelfs niet die aan de moorden.
Ze kleedden zich uit.
Rieux dook het eerste.
Het water, dat eerst koud was,
leek hem zoel toen hij omhoog kwam.
Na enige slagen wist hij dat de zee die avond lauw was,
de lauwheid van herfstgolven, die de sinds lange maanden
opgezamelde warmte uit de aarde overnemen.
Hij zwom met regelmatige slagen.
De beweging van zijn voeten vormde een schuimende deining
achter hem, het water vloeide langs zijn armen
en drong zich rondom zijn benen.
Een zwaar geplons verried hem, dat Tarrou in zee was gedoken.
Rieux ging op zijn rug liggen en dreef roerloos,
met het gezicht naar de hemel vol maanlicht en sterren,
die hij nu van onderop aanschouwde.

zie: inleving
zie: Tsjechof

“(…) alsof het ijzeren, het loden leven door gouden,
tedere, olieachtige melodieën
van zijn zwaarte moet worden ontdaan.”
(Friedrich Nietzsche)

Genova on my mind




Genua januari 2008,
foto Marjolijn

‘Als er diese Stadt zum letzten Mal
auf dem Weg nach Turin besuchte,

schrieb er Anfang April 1888:
“In Genua bin ich herumgegangen
wie ein Schatten unter lauter Erinnerungen.
Was ich einstmals dort liebte, fünf,
sechs ausgesuchte Punkte,

gefiel mir jetzt noch mehr …
Ich war nie dankbarer,
als bei dieser Pelerinage bei Genua“.’
(Nietzsche mit Goethe in Italien, Mazzino Montinari)

‘Überhaubt ist Genua doch eigentlich mein glücklichster Griff,
in Bezug auf Gesundheit und geistige Ungestörtheit.
Ich habe ein sehr helles, sehr h o h e s Zimmer
das wirkt gut auf meine Stimmung.
Ganz in der Nähe ist ein reizender Garten (Villetta di Negro),
der offen steht, mit mächtigem
waldartigen Grün (auch im Winter),
Wasserfällen
, wilden Thieren und Vögeln

und herrlichen Fernblicken auf Meer und Gebirge –
alles auf sehr kleinem Raume.
(An Franziska und Elisabeth Nietzsche. Genua 21 Dezember 1881)

De “saturnaliën van de geest” staan voor de zonnewende
die Nietzsche zelf gemaakt heeft:
hij is als het ware uit een toestand
van ijskoude bezig weer warm te worden.
Het ijs in hem smelt door de Genuese zon en nieuwe,
hoopgevende gedachten.
Vandaar dat Nietzsche zo mooi zegt, dat het boek
in “de taal van de dooiwind” is geschreven
en dat er “aprilweer” in zit:

hij komt vers uit de winter,
er is nog een rest van winter te bespeuren,

maar ook al “overwinning op de winter”.’

uit: Lof der Méditerranée. Martine Prange

zie: dooiwind
zie: Salita delle Battistine
zie: nagelaten fragmenten
zie: inleving
zie: Genua-citaten
zie: young Nietzsche
zie: Inschepen!

Paper logweb

atelierwand:

Met het minste of geringste restje bijgeloof
dat men in zich heeft,
zou men de indruk niet meer dan incarnatie,
niet meer dan mondstuk,
niet meer dan medium te zijn van hogere machten,
nauwelijks van zich af kunnen zetten.
Het begrip openbaring, in die zin dat er ineens,
met een onuitsprekelijke zekerheid en finesse,
iets zichtbaar, hoorbaar wordt,
iets wat iemand in zijn diepste innerlijk treft
en van zijn stuk brengt,
geeft de feitelijke toedracht kort en goed weer.
Hij hoort, hij zoekt niet; hij neemt,
hij vraagt zich niet af van wie de gift afkomstig is;
als een bliksemstraal schittert
een gedachte op, onafwendbaar, onverwijld
in de juiste vorm gegoten-
nooit heb ik een keus gehad.
Een verrukkelijk gevoel,
waaraan een reusachtige spanning
gepaard gaat, die zich van tijd tot tijd oplost
in een stroom van tranen, waardoor de pas
nu eens onwillekeurig hevig versnelt,
dan weer langzaam vordert;
een volkomen buiten-zichzelf-zijn,
gepaard gaande met een allerduidelijkst bewustzijn
van zeer veel verfijnde huiveringen en rillingen
die men voelt tot in de toppen van zijn tenen;
een diepe gelukssensatie, waarin het pijnlijkste,
het duisterste niet aandoet als tegenstelling,
maar als een voorwaarde, een vereiste,
een noodzakelijk kleurvlak
temidden van een zodanig overvloedig licht,
een instinctief gevoel voor ritmische verhoudingen,
dat weidse ruimten vol vormen overspant.
De lange duur, de behoefte aan een wijdlopig ritme
zou bijna de maatstaf kunnen heten
voor de hevigheid van de inspiratie,
een soort tegenwicht voor de druk
en voor de spanning die ervan uitgaat …
Alles gebeurt in de hoogste mate onvrijwillig,
maar wel als in een stormachtig gevoel van vrijheid,
van onbepaaldheid, van macht, van goddelijkheid …
De onvrijwilligheid van het beeld, van de gelijkenis,
is het opmerkelijkst; men heeft geen begrip meer
van wat beeld en gelijkenis is, alles presenteert zich
als de meest directe, de nauwkeurigste,
de eenvoudigste uitdrukking.
Het lijkt er werkelijk op alsof de dingen uit zichzelf
naderbij komen
en zichzelf voor een gelijkenis aanbieden.
Dit is m i j n ervaring van inspiratie.

Friedrich Nietzsche
“Het manifest van het dansante leven”
uit: Landschappen van Nietzsche.
door Sylvain de Bleeckere.

zie: Dagboekachtig
zie: Dooiwind
zie: Salita delle Battistine 8

Ode

Ode aan het buiten schilderen,
eenduidig corvee …

painting on the spot,
unambiguous corvee

Oubliable (35) 2000
acryl op museumkarton
in plastic doosje
15 x 15 x 6cm.


Dicht en verstrengeld is
het borduursel
van de omstandigheden.
De steken van de mier in het gras.
Het gras dat aan de aarde is genaaid.
Het patroon van een golf
waardoor een twijgje wordt geregen.

Wanneer ik zoiets zie,
verlaat me altijd de zekerheid
dat wat belangrijk is
belangrijker is
dan wat onbelangrijk is.

Wislawa Szymborska
uit: Een titel hoeft niet.
(via Jantje Weitering-Rosies)

zie: buitenschilderen
zie: snijden
zie: binnen-buiten
zie: oogst
zie: buitenplaats

potlood op papier

Een prachtig voorbeeld van de ontroering
die een potlood en een papiertje
teweeg kunnen brengen
vind ik een tekening van Pjotr Mitoeritsj (1887-1956)
van de Russische dichter Velimir Chlebnikov
op zijn sterfbed, uit 1922.
Sober, gedetailleerd, trefzeker en vol mededogen
is verbeeld wat niet te vatten is.
De titel vult aan, tezamen vormen ze een meesterwerk.
Deze krantenknipsel-tekening hangt al vele jaren
in mijn atelier, als bewijs van de meest
rechtstreekse verbeelding van diepe bewogenheid.

Uit:
NRC Handelsblad op 11-2-1994
bij een boekbespreking door Bernard Hulsman.

Jevgenij Kovtoen poneert in het boek
Russische Avant-Garde, Chlebnikov
en zijn tijdgenoten

Malevitsj, Filonov, Tatlin en Mitsoeritsj
dat de dichter Chlebnikov een beslissende invloed
heeft gehad op de beeldende kunst
van de Russische avant-garde, dat hij:

de ziel, het lichtgevende middelpunt was,
wiens artistieke stralen de wegen
van veel kunstenaars verlichtten
“.

In het boek komt een mooi verslag voor
– geschreven door Mitsoeritsj-
van de laatste anderhalve maand
van het leven van de zieke dichter Chlebnikov.
Over hoe hij steeds verder verzwakte
en tenslotte in een klein badhuis stierf:
“We begroeven Velimir
op het dorpskerkhof van Roetsj,

in de linkerhoek
vlakbij de omheining van het kerkhof,

die papallel liep aan de achtermuur,
tussen een spar en een den.

Vasiljev heeft hem vervoerd. Het regende.”

Grafschrift in kobalt:
“De Eerste Voorzitter van de Aardbol
– Velimir Chlebnikov.”
Het grafschrift is een verwijzing naar
Chlebnikovs zoektocht naar
“het alfabeth van de sterrentaal”,
een universeel verstaanbare taal,
die niet was gebaseerd op woorden
maar op klanken.